Gedicht van de week (9) Herman Gorter- de Mei Gedicht van de week (9) Herman Gorter- de Mei
Officieel is op 21 maart  de lente begonnen en allemaal kennen we die beroemde versregel van Herman Gorter: “Een nieuwe lente en een nieuw geluid”.
Het is de eerste regel van zijn beroemde epos “Mei”.
Maar bijna niemand weet hoe het gedicht verder gaat…
Het telt maar liefst 4381 versregels. Het verscheen in 1889.  Het moest vooral de lente en de zomer, de natuur en de zintuiglijke indrukken zo beeldend mogelijk uitdrukken. De jonge Mei is de dochter van de Zon en de Maan en ze wordt verliefd op de jonge god Balder…  Hieronder de eerste pagina.
Een nieuwe lente en een nieuw geluid:
Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit,
Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht,
In een oud stadje, langs de watergracht --
In huis was 't donker, maar de stille straat
Vergaarde schemer, aan de lucht blonk laat
Nog licht, er viel een gouden blanke schijn
Over de gevels in mijn raamkozijn.
Dan blies een jongen als een orgelpijp,
De klanken schudden in de lucht zoo rijp
Als jonge kersen, wen een lentewind
In 't boschje opgaat en zijn reis begint.
Hij dwaald' over de bruggen, op den wal
Van 't water, langzaam gaande, overal
Als 'n jonge vogel fluitend, onbewust
Van eigen blijheid om de avondrust.
En menig moe man, die zijn avondmaal
Nam, luisterde, als naar een oud verhaal,
Glimlachend, en een hand die 't venster sloot,
Talmde een pooze wijl de jongen floot.
Zóó wil ik dat dit lied klinkt, er is één
Die ik wèl wenschte dat mijn stem bescheen
Met meer dan lachen van haar zachte oog...
Heil, heil, ik voel hier handen en den weeken boog
Van haren arm. Een koepel van blind licht,
Mild nevelend, omgeeft mijn aangezicht,
Mijn stem brandt in mij als de geele vlam
Van gas in glazen kooi, een eikenstam
Breekt uit in twijgen en jong loover spruit
Naar buiten: Hoort, er gaat een nieuw geluid:
Een jonge veldheer staat, in 't blauw en goud
Roept aan de holle poort een luid heraut.

Herman Gorter (1864-1927)
Mei (1889)
 
terug